Tot op het einde van de Eerste Wereldoorlog was de oostkant van Izegem flink bebost. Tussen de spoorweg en de Slagmeersenstraat lag het boomforeest van het kasteel.
Het boomforeest dateerde uit 1780. De aanplantingen kwamen uit Oostenrijk en werden aangekocht door de Izegemse koopman in linten en garen Andreas Franciscus Logé (Izegem, 3 januari 1745 – Izegem, 9 mei 1828). Zijn vele handelsreizen naar Parijs, Lyon, Marseille en Wenen waren noodzakelijk om modieuze voorwerpen te kopen. Hij had een winkeltje in de Marktstraat. Als welstellende Izegemnaar had hij contact met Aybert Joseph van Huerne (Brugge, 31 december 1720 - Brugge 10 december 1800), de toenmalige kasteelheer. De prachtige beuken moeten er dus een 138 jaar gestaan hebben.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het boomforeest een munitieopslagplaats. In de maand september 1918 verlieten de Duitsers Izegem en lieten het bos afbranden. In november 1923 besliste baron Raphaël Gillès de Pélichy om ter hoogte van de Gentse Heirweg een nieuwe afsluiting te plaatsen en verdween definitief de dreef naar het kasteel. Nog een klein detail: de overkant van de ingangspoort van het kasteel, daar waar nu de ‘Stadswacht’ pronkt, had de naam van ’t Verhangen busselken.
Bronnen:
- Jean-Marie LERMYTE, Het Blauwhuis en Izegem, Izegem, Ten Mandere, 1990, 256 p.
- De Iseghemnaar, 17 november 1923 p. 2 |