Op maandag 22 maart 1955 vertrok Robert Daenens met vier gezellen (Theophiel Croubbels, 42 jaar uit Ingelmunster, zijn vrouw Irène, Roger Pil, 26 jaar uit Adinkerke en Daniël Desmijter, 22 jaar uit Menen), vier vrachtwagens met in het totaal 35 ton materiaal vanuit Emelgem voor een tocht van meer dan 10 000 km naar het toenmalige Kongo.
Gans Emelgem was op de been om hen uit te wuiven.
Het was de bedoeling om in zes weken via Frankrijk, Spanje, Marokko, het Atlasgebergte, de woestijn van Midden-Afrika, Nigeria, Kameroen en Frans Equatoriaal Afrika naar Noord-Kongo te rijden om er langsheen de Kongostroom een bosontginning te beginnen.
Na enkele reizen naar Kongo zag Robert Daenens een nieuwe kans liggen voor zijn verder leven. Daarvoor zou hij alles in Emelgem opgeven. De bedoeling was om bossen te ontginnen en het hout te verwerken in meubels. Een vakschool voor de plaatselijke bevolking was een andere mogelijkheid.
De zilveren karavaan bestond uit vier zware auto’s: twee sterke drietonners, een tractor met aanhangwagen en een zware vrachtwagen die een ruime woonwagen op wielen meetrok. Op een aanhangwagen hadden ze ook nog een amfibiewagen en een gedemonteerde boot mee. Hun materiaal omvatte twee generatoren, tientallen kisten met houtbewerkingsmateriaal en persoonlijke spullen. Alle auto’s werden in het zilver geschilderd, vandaar de naam van de expeditie. Een silhouet van een olifant was hun embleem.
Maar hun reis kende heel wat moeilijkheden en tegenslagen. In Nigeria keerde Roger Pil met het vliegtuig terug naar huis. Dan hadden ze al heel wat pech en vechtpartijen achter de rug.
Een Nederlandse journalist, Paul Bresser, vergezelde hen vanuit Nigeria. Het materiaal waarmee men reed, was sterk verouderd en zorgde voor heel wat oponthoud. Er was ook constant geldgebrek.
Omdat de papieren niet in orde waren, moesten ze noodgedwongen drie weken wachten aan de Spaanse grens. In Marokko begon de miserie opnieuw. In het Atlasgebergte reed één van de vrachtwagens in een ravijn. Daniël Desmijter verloor hierbij bijna het leven. Wisselstukken om de vrachtwagen in orde te brengen, hadden ze niet bij. Met veel moeite geraakte men aan de rand van de woestijn. Daar werd een gedeelte van de vracht overgeladen op een trein. Gebrek aan geld zorgde voor een constante honger. Persoonlijke spullen werden verkocht om toch maar een beetje eten te hebben.
In de buurt van het woestijndorp Adrar brak de achteras van de tractor. Deze werd dan maar achtergelaten. Verderop raakte de radiator stuk van één van de vrachtwagens. Deze wagen werd op sleeptouw genomen, enz… De ganse reis bestond uit één grote ellendige pech.
Men rekende op zes weken reis, het werden uiteindelijk tien maanden!
Men kwam op de plaats van bestemming aan met één lege vrachtwagen!
Wilt u het hele verhaal lezen? Klik dan hier
U vindt hier de krant Ons Zondagsblad van 8 mei 1955. |