Op 17 september 1914, publiceerde The Evening public Ledger in de Verenigde Staten een overzicht van de oorlogsbeweging in ons land. We vertalen: ‘Er worden gevechten gemeld uit Waregem, Sint-Eloois-Vijve en Ingelmunster. Daar hebben de Belgische vrijwilligers enige successen. In Izegem hebben de Belgische strijdmachten zich verschanst in een 180 huizen. Er waren daar 300 Uhlanen, waarvan er 64 gedood werden en 30 gevangen genomen. De rest vluchtte weg. De Belgen verloren 4 soldaten en er waren 14 gewonden.
Ook Het Kortrijkse Volk van 20 september 1914 vermeldde wat er in Izegem gebeurde:
‘t Was negen, Zaterdagmorgen. Van Ingelmunster waren een 240 Duitschers vertrokken op Iseghem.
Den Vrijdag waren zeven verkenners uitgezonden geweest, die tot aan den Abeele trokken, maar onderweg (zoo wil het volk) verwittigd werden dat Belgische soldaten te Rumbeke op wacht lagen.
Rond 9 ½ trok de drom door de Gentstraat. De deuren der huizen bleven toe; in de straat was er eventwel beweging, ‘t was immers markt. Voorop reden 14 mannen, wat later trok heel het schadron voorbij; de Duitschers hadden ook een toestel van draadlooze telegraaf mêe.
‘t Was 10 ½. en nu kwam ‘t nieuws dat ons allen de vrees op ‘t lijf droeg.
De Duitschers hadden eerst een jongen medegenomen, Vanhaverbeke, om hen den weg te wijzen.
Bij de Capucienen hadden ze schandelijk gehandeld. Ze waren de kerk binnengetrokken, sommigen al rooken. Een enkele had geknield. Onder en boven liepen ze door het klooster, de revolver in de vuist. De paters werden op een rij geplaatst en voor hen stonden de Duitschers. Op de ziekekamer werd Pater Epifaan uit zijn bed geworpen en wat later op last van een officier weer in bed gegooid. De gardiaan E. P. Hugo, en de Vicaris E. P Benedikt werden in een auto gestopt en medegevoerd.
In de auto zat alreeds Henri Baes, policie-agent die uit het hospitaal kwam wanneer de Duitschers voorbijkwamen en insgelijks meê moest. Een stap vandaar, aan ‘t Paradijs, hadden ze ook den landbouwer Alidor Van der Haegen meêgepakt.
Slechter verliep het echter met René De Clercq, omhaler der Christen Syndikaten. Hij werd aangehouden aan ‘t sashuis te Cachtem, met nog andere burgers, waaronder een Rousselaarnaar. René en de Rousselaarnaar werden beticht geschoten te hebben op de Duitschers. Inderdaad, een patrouille vrijwilligers had gevuurd op de Duitschers. Een Duitsch soldaat had de telegraafrollen in de vaart geworpen. ‘t Was voldoende voor een gestreepten beul om te beweeren dat René zijn wapens in ‘t water had weggesmeten. Hij moest maar vrijwilliger zijn. Twee en twee, later drie en drie, weer twee en twee moesten nu al die burgers tusschen de paarden loopen.
Over Rumbeke werden allen losgelaten, die te voet meeliepen, uitgenomen René en de Rousselaarnaar. Er werd krijgsraad gehouden. Zouden ze neergeschoten worden of niet? De zaak werd uitgesteld. Maar de handen op den rug gebonden werden ze allebei op een kar geduwd van een Nieuwmarktenaar en verder meêgevoerd. Duizend keeren werd hun gezegd dat ze voor de kogel waren dat ze zouden geschoten worden, dat zij boeven waren, bandieten, canalje. ‘t Regende en de zijdoeken van ‘t wagentje werden neergelaten. Een onderofficier vond er nu een zot plezier in rond de kar te fladderen en met zijn lans voortdurend door de gordijnen te steken langs het gezicht der gevangenen.
Zoo duurde de martelweg voort. Over Sleihage, Nieuwkerke en Staden. Onder weg vuurde een uhlaan op een boerken dat op ‘t land werkte. Natuurlijk weerom een burger die geschossen hat!
Te Staden kregen beide gevangenen te drinken. ‘t Werd hun in den mond gegoten; het brood dat ze kregen moesten ze tusschen de knieën duwen en zoo eten.
Over Zarren nu naar Dixmuide. Maar te Dixmuide was het niet veilig. Daarom maar naar Eessen en daar verbleven. Op de hoeve Zwaenepoel werd halt gemaakt. De gijzelaars waren er nog allen behalve Al. Van der Haegen die naar huis werd gestuurd onder weg. De Paters, Henri Baes en de twee gevangenen. Eerst mochten ze allen een half uur in de regen staan. Daarna werden ze binnengebracht, en mochten op een bed rusten. Maar er werd een gekwetst Duitschman aangevoerd. De gevangen werden uit hun bed geworpen en mochten nu op zakken rusten.
Toch werden René en zijn maat nu beter behandeld. De Duitschers hadden nu onze vrijwilligers gezien en zoo waar ze droegen de militaire kledij. De handen werden hun nu op de borst gebonden, zoo konden ze toch slapen.
Den Zondag morgen werd hun eten gegeven. ‘s Avonds en ‘s morgens werd fel geseind met de draadlooze telegraaf.
‘t Was zeven uur. Plots klettert het links en rechts geweerschoten en kogels. Ze vliegen in, boven, rond het huis. De ‘Karbienen’ der Duitschers komen te voorschijn. Het wordt een helsch gerucht; de salvo’s klinken verschrikkelijk. De paarden zijn gezadeld, de paters en Henri Baes worden op het hof gelaten, maar de twee gevangen moeten weer de kar in en te storme gaat het de hoevepoort uit.
De gijzelaars werden eenige oogenblikken later door onze dappere soldaten op het hof vervoegd. Ze waren vrij.
Onze gevangenen reden even de poort uit wanneer een uhlaan dwars voor de kar reed. Pan! Zijn paard valt dood onder hem. Over het paard wordt de kar verder getrokken en gesleept.
Naar Clercken! De Duitschers vluchten langs de molens. Maar zij zijn gemist. Er is geen weg, de kar valt om, en een nieuwe salvo weerklinkt langs de ooren der soldaten. Bijna was de kar recht, maar verschrikt spatten de Duitschers uiteen.
Los! Fluchten! roept een uhlaan. De gevangenen beginnen geweld te doen om los te geraken; - maar daar stormen de Duitschers weer aan. Nicht fluchten roept een soldaat en komt de karbien op de mannen gericht. Pan! Pan! Pan! en nu ijlt de Duitscher in allerhaast weg. Fluchten roept een ander uhlaan. Dezen keer gerochten onze vrienden los, en dan op handen en voeten kropen ze verder, verder. - Ze waren… vrij!
Zondag namiddag kwam het blijde nieuws toe dat al onzen vrienden verlost waren en vrij! Heel Iseghem was in jubel. Duizenden stonden aan de statie te wachten…
Niemand kwam.
Rond 7 uur kwam René De Clercq eerst t’huis. Wat moest hij handen drukken, wat moest hij vertellen! En Maandag morgen werden door duizenden aan de statie Pater Vicaris en Henri Baes begroet en geluk gewenscht. Tegen den avond kwam ook Pater Guardiaan weer.
Meer dan 150 menschen waren Maandag avond in het Gildhuis. Pater Benediktus was er en René De Clercq en Henri Baes. En de menschen luisterden wanneer Pater Vicaris en René ons hun reis beschreven.
Heel Iseghem was in angst geweest, heel Iseghem was nu in vreugd omdat onze goede vrienden zoo wonder waren verlost geweest.
Een hartelijken dank zeggen we allen aan die knappe jongens die rond Eessen en Clercken de Duitsche beulen als kippen deden uiteenstuiven. Leve onze vrijwilligers! Heel Iseghem dankt hen van harte!
God geve dat we in jaren geen bladzijde als die moeten toevoegen aan de geschiedenis van onze dierbare stad. 12° en 13° September 1914 zijn voorwaar beroerde dagen geweest. God spare ons voor de weergâ er van.
In dezelfde krant verscheen ook een oproep van Engelse firma die bereid gevonden waren om leder te leveren aan Izegemse schoenfabrikanten. Ook de Bakkersbond liet een bericht na: Den Bakkersbond van Iseghem houdt eraan de bevolking mede te deelen dat de bakkers aan het Comiteit kosteloos 10000 brooden geven om uit te deelen aan de behoeftigen van stad.
Bij hun zal men het brood welke van eerste hoedanigheid zal zijn, bekomen zonder verhooging van prijs.
Maar de economie draait verder en Het Kortrijksche Volk van 4 oktober 1914 had het over de concurrentie van Duitse borstelfabrikanten: De borstelnijverheid te Iseghem.
Sedert het uitbreken van den europeeschen oorlog, zien wij in verschillige dagbladen een economische oorlog voeren tegen Duitsche en Oostenrijkse gefabrikeerde artikels, zoo ook tegen deze welke onze nijverheden eene ernstige concurrentie deden ondergaan.
Onder deze laatste mag voorzeker onze borstelnijverheid gerekend worden.
Duitsche en Oostenrijksche fabrikanten waren al een stapke vóór in rappe afwerking der groote commanden en bijzonder in de fijne borstels. In ons land en bijzonder hier te Iseghem werd de groeve artikel in groote hoeveelheden gemaakt, zooals het ten anderen in België met veel nijverheden het geval is.
Gelukkig, in de laatste jaren hebben onze patroons der borstelnijverheid zich ook meer en meer erop toegelegd om den fijnen artikel te kunnen leveren en zoo worden er heden reeds veel schoone borstels afgewerkt.
Doch er moet meer gedaan worden. Alle moeilijkheden moeten uit de weg om vreemde mededinging hier te beletten, en alles moet worden in het werk gesteld om onze werklieden tot alles bekwaam te maken.
Aan ‘t werk! Voor de patroons om de fijne artikels te bemachtigen en hier in ‘t werk te steken. het verzagen van een groot getal boomen en het leveren van eene groote hoeveelheid cocoborstels is het niet welke meest winst geeft!
‘t Zijn de fijne borstels, de luxeborstels, die meest winst kunnen opleveren. Daarom al het mogelijke gedaan om alle borstels hier te kunnen afwerken, en een volkse eensgezindheid onder de patroon om den Duitschen concurrent hier buiten te cijferen. ‘t Is ‘t goede moment!
De borstelnijverheid moet na den oorlog vollediger en bloeiender dan ooit de Iseghemsche bevolking ten goede komen.
Aan ‘t werk! Voor de werklieden om het onmeetlijk van vooruitgang te veroveren welke in de borstelnijverheid moet bekomen worden. Onze borstel- en borstelhoutmakers moeten werklieden worden, fier over hun werk, en de borstelmakers moeten doen achten. Zij moeten den weg op van onze schoenmakers! Door bekwaamheid en meer ontwikkeling zullen ze ook over ‘t algemeen, bijzonder de jongeren deftiger en spaarzamer worden.
Daarom is het hoogst wenschelijk dat eene Vakschool voor borstelmakers worde ingericht en deze voor borstelmaaksters worde verbeterd.
‘t Zal mogelijks eene moeilijke uitvoering zijn, doch alle moeilijheden kunnen overwonnen worden en alleen de aanhouders winnen.
Aan ‘t werk van stonden aan. ‘t Is het gepaste oogenblik om de nijverheid een goede vooruitgang te geven. Nu er weinig werk en veel tijd is, moeten er lessen gegeven worden aan onze borstelmakers over alle zaken welke de borstelnijverheid aanbelangen. ‘t Is nu kostelijke tijd die moet benuttigd worden door studie, leergangen en mogelijks praktische lessen goede werklieden te vormen om onze borstelnijverheid tot een ongekende bloei te brengen.
Alzoo ook zullen wij medehelpen om den bloedzuigenden Duitsch in ‘t zand te doen bijten, wat hij later best zal gevoelen. |