Op 16 maart 1751 kwamen de heren Pieter Maertens (zoon van de overleden Pieter) en Carel Van Dommele (schepen van het Prinsdom Izegem) vóór de notaris Pieter Franciscus Verheede tot een overeenkomst.
Beiden woonden naast elkaar op de noordzijde van de Melkmarkt. Perceel nr. 161 was eigendom van Pieter Maertens. Ten westen daarvan lag nr. 162 en dit was eigendom van Carel Van Dommele.
Carel Van Dommele mocht twee vensters in de westmuur van zijn keuken plaatsen. Zo kwam er wellicht in die kamer extra licht binnen. In de akte spreekt men van vrye licht ende vue.
Die twee cruys cassijn veinsters gingen bij het t’openen ende toe doen over d’erfve van hem Maertens. De vensters draaiden dus naar buiten.
Men keek ook naar de toekomst, want sonder Maertens syne hoirs [erfgenamen] ofte naercommers doen aen eenigh beletsel ofte belemmeringhe toe te brenghen.
Van Dommele had reeds sedert lang (by oude possessie) een venster in die muur zitten. Dat zou tijdens de werkzaamheden verleeght en vermeerdert worden.
Ter compensatie betaalde Van Dommele twee croonstucken in specie.
Priester Pieter Franciscus de Hensin, priester in het klooster van de grauwe zusters van Izegem en Guillielmus Emanuel Vander Moerendonck tekenden de akte als getuigen. |