|
Op 26 april laatstleden was het exact 10 jaar geleden dat Izegem opgeschrikt werd door een treinramp. Een lege passagierstrein reed in op een trein met passagiers aan boord.
Het was niet de eerste ramp met een trein op ons grondgebied. Een overzicht van de ‘treinrampen’ op Izegems grondgebied in de 19de eeuw.
In de nacht van zondag op maandag 9 en 10 september 1854, de spoorlijn Brugge-Kortrijk bestond toen pas 7 jaar, kwam een ‘pleziertrein’ uit Kortrijk het station binnen. De lokomotief met eenen wagon aengespannen deed eenige werkingen voor- en achterwaerts. By het achteruitgaen om water te gaen nemen, stootte zy eene poort der statie, die toe was, in stuks, en den wachter, die toeliep om dezlve te openen, werd door den wagon op de rails geworpen en letterlyk in stuks gemorzeld.
(Thouroutsch Blad, jg. 11 nr. 571, 17 september 1854)
13 jaar later – alweer ’s nachts – was het opnieuw prijs. Op woensdag 7 augustus 1867 was de bareelwachter Frederik Van Caneghem, die dienst deed aan de brug van Emelgem, in slaap gevallen toen de trein voorbij moest komen. Hij schoot wakker en greep de lantaarn om het eventuele verkeer op de spoorweg tegen te houden. Hij had niet gezien hoe dicht de trein al was en werd door die trein gegrepen en in twee stukken gesneden. Hij was gehuwd en had vijf kinderen.
(Gazette van Brugge, 12 augustus 1867)
Op maandag 3 november 1873 was Charles Meerschaert, varkensboer in Izegem, op weg. Toen hij aan de spooroverweg kwam, die al gesloten was voor de naderende trein, wilde hij enkele dieren tegenhouden die onder de slagbomen liepen. Doch hijzelf werd gedood door het konvoi.
(’t Jaer 70, 8 november 1873)
Wellicht de meest spectaculaire treinramp uit de vorige eeuw vond plaats op 3 augustus 1885. Toen reden twee treinen op elkaar in aan het station van Izegem.
De trein die ten 9.15 uren uit Kortrijk was vertrokken, stond te Iseghem in de statie, in afwachting van den trein Oostende-Rijsel die weldra aankwam. Aanstonds wierd signaal van vertraging gegeven of slecht uitgevoerd bevel, wierd de aankomende trein van Oostende, bij middel van den exentriek, op de linie gebracht waarop de trein van Kortrijk wachtte. De schok was onvermijdelijk. Gelukkig was men het in tijds gewaar en de trein van Kortrijk reed achteruit, hierdoor was de schok aanzienlijk verminderd.
Op beide treinen zaten omtrent 80 reizigers, die er met eenen schok of lichte kneuzingen afgekomen zijn.
De machienen zijn beide zeer beschadigd. Er is niets dan stoffelijke schade die op rond de 5000 fr. geschat wordt.
(Gazette van Brugge, 5 augustus 1885)
Net op de valreep van 1887, vrijdag 30 december, was Ed. Stragier nog op weg met paard en kar. Om zijn lantaarn aan te steken, het was al rond halfzes ’s avonds, ging de voerman binnen in een herberg op de weg naar Emelgem. Terwijl de man pas binnen was, gingen de peerden op hol en reden in volle vaart de brug over, die aldaar zeer smal is. Op 250 meters verbrijzelden de verschrikte dieren den bareel en stieten met den dissel van den wagen van achter op de lokomotief van een voorbijrijdenden koopwarentrein. Met eene koelbloedigheid en tegenwoordigheid van geest, die allen lof verdient, deed de machinist onmiddellijk den trein stoppen en voorkwam alzoo ergere ongelukken. De stoffelijke schade is niet zeer aanzienlijk.
(De Meenenaar, 3 januari 1888)
Het laatste treinongeval uit die periode dateert van dinsdag 31 januari 1899. Het gebeurde alweer op een avond, rond 11 uur, toen de dienstdoende bareelwachter Jan Debel, 46 jaar oud, de slagbomen dicht wilde doen. De goederentrein kwam uit Rumbeke richting Izegem, maar door de dichte mist werd hij door de voorbijrijdende trein geraakt. Zijn lichaam was zoodanig vermorzeld dat de stukken moesten verzameld worden en in eenen bak naar het doodenhuis in het oudmanhuis zijn gedragen geweest.
Zijne stoffelijke overblijfsels zijn alhier vrijdag op het kerkhof begraven geweest.
(Gazette van Iseghem, 4 februari 1899) |