Heemkundige Kring

Ten Mandere Izegem

Ten Mandere - digitaal

startpagina
bestuur
nieuws
activiteiten
lidgeld
tijdschrift
geschiedenis
archief
bibliotheek
te koop
Izegemse bibliografie
Izegemse soldaten uit W.O. I

links
nieuwsbrieven

 

ten mandere blogt

 

Een vergeten Izegemnaar: Jean-François Maes

 


 

 

Jean-François Maes werd geboren in de Izegemse Marktstraat op 12 juni 1873. Hij was de zoon van François-Augustin (1851-1900) en van Emma Vandamme (1850-1927). Beide ouders worden in de burgerstand omschreven als grondeigenaars.
Vader François-Augustin (Izegem, 14 november 1851) was een zoon van lijnwaadfabrikant Jean-François Maes en Amelia Vancampenhoudt. Zijn vrouw, Emma Vandamme, was de dochter van Jean-Louis Vandamme en Nathalie Maieur en was in Menen geboren op 24 november 1850.
Het gezin zou nog uitbreiden met dochter Marie-Thérèse Maes (Izegem, 3 april 1875). François verkoopt op 27 januari 1896 zijn huis aan Julien Paret, eigenaar uit Parijs voor 63 000 fr. Een maand later verkoopt hij aan architect Jules Vercoutere een stuk grond in de Lendeleedsestraat voor 5000 fr.
In 1904 huwde Jean-François met Marthe-Jeanne Baesjou (1880-1951) en samen kregen ze zes kinderen. Jean-François overleed op 18 maart 1957 in Schaarbeek.
Het gezin Maes-Vandamme leefde voornamelijk van de inkomsten uit de verscheidene goederen en renten, die hoofdzakelijk uit de erfenis van Emma Maes-Vandamme kwamen. De meeste eigendommen bevonden zich in Merkem, zoals de villa op het landgoed de Melaene door de inwoners van de gemeente Chateau Maes genoemd werd. Vader François-Augustin was ook politiek actief en hij werd in 1900 verkozen tot burgemeester van Merkem, een functie die hij maar enkele maanden zou bekleden, want in hetzelfde jaar stierf hij.
Terug nu naar hun enige zoon Jean-François. Die promoveerde na zijn middelbare studies aan het Sint-Barbaracollege (Gent) in 1899 tot doctor in de rechten aan de universiteit van Leuven. Vervolgens was hij van 1903 tot 1927 actief als advocaat aan de balie van Veurne. In de periode 1901-1910 was hij plaatsvervangend vrederechter voor het kanton Diksmuide.
In 1904 trouwde hij met Marthe-Jeanne Baesjou (°Sint-Gillis, 1880 - †Schaarbeek, 1951), met wie hij zes kinderen kreeg.
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog bracht Jean-François zijn gezin over naar Chertsey (Groot-Brittannië). Hun woning op het goed de Melaene in Merkem werd na de oorlog terug opgeknapt en ondertussen woonden ze in De Panne. In 1920 betrokken ze een nieuwe woning in Diksmuide en het landhuis in Merkem werd af en toe nog eens door hen bewoond. Vanaf 1946 werd uitgeweken naar een nieuwe woning in Schaarbeek, waar Maes overleed in 1957.
Jean-François was ook, net als zijn vader, politiek actief. Hij startte op 29-jarige leeftijd als provincieraadslid en ruilde die functie in 1910 om volksvertegenwoordiger te worden voor het arrondissement Veurne-Diksmuide-Oostende. In 1919 raakte hij niet herverkozen. In 1920 werd hij dan burgemeester van Merkem. Dit ambt bleef hij uitoefenen tot 1925. Toen werd hij arrondissementscommissaris voor Veurne-Diksmuide. Na 15 jaar kreeg hij – net voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog – de titel van ere-arrondissementscommissaris.
Hij was ook actief in allerhande vennootschappen en verenigingen. Sinds 1911 was hij lid van het Comité ter bescherming van de Arbeiders en de Voorzorgsinstellingen in het arrondissement Diksmuide, een coöperatieve voor arbeiderswoningen in de regio. Na de oorlog steunde hij diverse initiatieven ten voordele van de wederopbouw van de streek.
Als grootgrondbezitter was hij eveneens nauw betrokken bij de belangen van de landbouwers in de streek, wat hem vooral na de Eerste Wereldoorlog tot lidmaatschappen en zelfs het voorzitterschap van talloze landbouwverenigingen aanzette. De voornaamste voorbeelden zijn ‘de Belgische Boerenbond’, ‘de Nationale Landbouw- en Voedingscorporatie’ en ‘de Gewestelijke Landbouwkredietkas van het arrondissement Diksmuide’.
Hij participeerde na de oorlog mee in de oprichting van een steenbakkerij te Merkem en had een aandeel in het opstarten van een suikerfabriek te Diksmuide.
Zijn belangrijkste activiteiten situeren zich echter in de periode 1914-1918.
In april 1915 werd hij door de Belgische regering te Le Havre aangeduid als voorzitter van het ‘Officieel Comiteit der Vluchtelingen in niet-veroverd België onder de Hoge Bescherming van Hunne Majesteiten Koning Albert en Koningin Elisabeth’ vaak kortweg het Vluchtelingencomité genoemd. Het doel van de organisatie was om vluchtelingen in het onbezet deel van België materieel en moreel te steunen, o.m. door het verschaffen van voedsel, kleding, onderdak, werkgelegenheid, steungeld en papieren. Verder stichtte hij in 1915 het ‘Centraal Comité voor de Landbouwbelangen’ en de ‘Centrale Landbouwkredietkas’.
Zijn belangrijkste aanstelling was wellicht ‘Commissaris-Generaal van de Regering voor de Burgerlijke Bevoorrading in Onbezet België’ op 1 september 1916.
Verder was hij ook tijdens de oorlog lid van het ‘Tribunaal van Uitstel’ en van de ‘Beroepscommissie’ te De Panne. Tenslotte werd hij in 1917 voorzitter van ‘Het Nationaal Verbond voor de Heropbeuring van de Landbouw in België’.
Jean François werd tijdens zijn leven met verscheidene medailles en eretekens onderscheiden. Zo werd hij in 1915 officier in het Erelegioen. In 1919 volgde de titel van officier in de Leopoldsorde en kreeg hij het Burgerkruis Eerste Klas. Na de oorlog, in 1925, werd hij bedacht met het Landbouwereteken Eerste Klas en de Herinneringsmedaille van Leopold II. In 1930 ontving Maes de Herinneringsmedaille van het Eeuwfeest van ’s Lands Onafhankelijkheid. Vijf jaar later, in 1935, werd hij tot Commandandeur in de Kroonorde verheven en werden aan hem de Herinneringsmedaille van Koning Albert, de Medaille van Koningin Elisabeth en de Medaille van het Nationaal Herstel uitgereikt.