Antoine Vandommele werd in Izegem geboren op 23 mei 1812. Hij was het zevende kind van het echtpaar Franciscus Vandommele (°Izegem, 5 juli 1771 - †Izegem, 20 juni 1866) en van Maria Vereecke (°Izegem, 29 november 1774 - †Izegem 19 juni 1839). Er zouden nog twee meisjes volgen.
Hij werd – hoe kan het anders – schoenmaker en woonde in de Brugstraat. Zijn huis bestond uit twee kamers en een voute. Hij huwde met Ferdinanda Verfaillie (°Izegem, 8 december 1812 - †Ronse, 9 juli 1885). Samen hadden ze tien kinderen en hij werd grootvader van 35 in leven zijnde kleinkinderen. Een groot schoenmaker is hij nooit geworden. Hij specialiseerde zich in het herstellen van schoenen en trok wekelijks naar de markt in Doornik. Zijn zaak ging in 1882 failliet en alles werd openbaar verkocht. Kort daarop verliet hij Izegem en trok naar Ronse. Bij zijn terugkeer in Izegem, kon hij aan de slag bij de firma Bral. Zijn twee zonen leerden ook het vak van schoenmaker en Emiel werd de stichter van één van de belangrijkste schoenfabrieken van Izegem: Eperon d’Or.
Antoine ging als vrijwilliger in het leger in november 1830. Hij werd trommelslager bij het 2de regiment voetvolk en maakte aldus de nasleep van de Belgische Omwenteling mee. De Belgische troepen moesten de grens met Holland beschermen. De Conferentie van Londen besloot tot een wapenschorsing en tot de aftocht van de legers op de grens, zoals deze was op 30 mei 1814.
Bij zijn overlijden, in het rustoord in de Gentstraat in 1900, was hij wellicht de langstlevende oud-strijder van de Belgische onafhankelijkheid.
Over hem en zijn familie kunt u meer lezen in het werk van Koenraad Vandommele, Geschiedenis en stamboom van de Izegemse familie Vandommele. 1634-2004.
In de krant De Denderbode van 11 september 1898 op p. 3 vonden we een artikel terug over deze persoon.
Aanvulling van de heer Ferdy Callewaert uit Roeselare (5 juli 2018):
Blijkbaar gaat het het toch niet om de laatste vrijwilliger van 1830:
Geachte,
Met belangstelling de jongste nieuwsbrief gelezen en graag reactie op artikel over oud-strijder 1830.
In Zonnebeke is in 1909 (nog later dan de Izegemse) een oud-strijder van 1830 overleden.
Hierbij twee bijdragen uit een Ieperse krant.
Zonnebeke
Donderdag (25 februari 1909) noen is te Zonnebeke overleden M. Frederik Godderis, oud-strijder van 1830. De afgestorvene is in die gemeente geboren den 16 Oogst 1811. De begraving zal Maandag (1 maart 1909) o 9 ure plaats hebben.
Het rouwvaandel hangt uit aan den kerketoren en op het stadhuis.
De twee muzieken der gemeente zullen in den lijkstoet aanwezig zijn; twee maatschappijen van Brussel komen er ook naartoe met vaandel en eereteekens: namelijk: De kinders der oud-strijders van ’t jaar 1830 en de maatschappij: oud- officieren en onderofficieren van ’t leger.
De minister van ’t inwendige heeft de gemeente- overheid bericht dat hij in de begraving zal vertegenwoordigd zijn.
(Nieuwsblad van Yperen en van het arrondissement, 27 februari 1909, p. 3.)
Zonnebeke
Op Maandag 1ste Maart laatst, had alhier de plechtige begraving plaats van Frederic Godderis, oud- strijder van 1830. De betreurde overledene was vereerd met de decoratie van het “IJzeren Kruis” en met de herinneringsmedaille van 1830.
Op den kerktoren, op het stadhuis, op al de huizen der dorpplaats, stak een rouwvaandel uit; de gemeente- lanteerns waren verlicht met rouwfloers omgeven.
Een overgroote toeloop van volk uit al de standen der samenleving woonde de lijkplechtigheid bij; iedereen wilde een laatste hulde brengen aan den geachten burger, aan den vromen vaderlander.
Een lange lijkstoet, samengesteld uit twee muziekgenootschappen der gemeente, met dezelfs voorzitters, beneven eenige eereleden; een afveerdiging der maatschappij oud- officieren en onderoffcieren van ’t leger, te Brussel gevestigd , met den Weled. Baron van Zuylen van Neyvelt, aan ’t hoofd; de kinders der oud- strijders van 1830, opgeleid door hunnen dienstdoenden voorzitter M. Van Isackervan Brussel; een dellegatie der maatschappij oud soldaten van Rousselaere, met haren voorzitter, den heer K. Grymonprez, al voorzien van hunne vaandels, waaronder een van ’t jaar 1830, op verscheidene plaatsen doorschoten, en als een relikwie bewaard en in eere gehouden; eenige onderofficieren der Rijschool van het 3de linieregiment van Yper, opgeleid door baron Coppens, kapitein- bevelhebber; den heer V. Simon, afgeveerdigde van ’t Staatsbestuur; de heeren schepenen en gemeenteraadsleden van Zonnebeke (de heer burgemeester alleen door onpasselijkheid belet zijnde), gevolgd door bloedverwanten, een menigte kennissen en vrienden van Zonnebeke en van den omtrek.
Drie prachtige rouwkronen geschonken door de gemeente en de twee maatschappijen van Brussel, werden in den lijkstoet gedragen.
De hoeken van den pelder (baarkleed) waren gehouden door genoemden heer Simons, M. Parret, provinciaal raadslid van ’t kanton, den heer Dr. Vanwalleghem, schepen der gemeente, en gezeiden heer Grymonprez, van Rousselaere.
Eene bijzondere melding moet hier gemaakt worden van de meesterlijke wijze op welke de rouwmarschen door beide muziekmaatschappijen uitgevoerd werden: volkomen eenheid en keurig spel.
De kerk was opgepropte van volk; ook duurde de offerande juist vijf en twintig minuten; men schat het getal personen die ten offer gingen op ruim 1200.
Prachtige, deftige, indrukwekkende lijkplechtigheid die lang in ’t geheugen zal blijven van al dezen die er aanwezig waren. – De dierbare overledene ruste in vrede.
Op ’t kerkhof werden drie lijkreden uitgesproken; eene door den heer Simon, namens de Regeering, eene door Weled. Heer baron van Zuylen van Neyevelt, eene door M. E. Van Isacker, de twee laatste n naam hunner wederzijdsche maatschappijen.
Lijkrede van M. V. Simon
Mijnheeren,
De Regeering waarvan ik de eer heb de afgevaardigde te zijn bij deze droevige plechtigheid aanziet het als eenen plicht te vereeren die moedige Strijderfs welke ons duurbaar Vaderland vrijmaakten.
De ruwe winters die wij telken jare te onderstaan hebben, maait op zulk een onverbiddelijke wijze die krachtdadige vaderlanders, dat weldra er geen meer zullen overblijven om ons die gedenkwaarde dagen te verhalen.
De luister welke de gemeente Zonnebeke aan de begrafenis van haren moedige Godderis verleent, is wel de getuigenis harer vurige liefde en harer eeuwige erkenning voor hem, die zooveel tot de grootmaking van ons vaderland bijgedragen heeft.
Met den allerdiepsten eerbied, buig ik mij neder voor het stoffelijk overblijfsel van dien held!
Lijkrede van Weled. Heer Baron van Zuylen van Nyevelt.
Mijne heeren!
Weer heeft de onverbiddelijk dood een der helden van 1830 weggemaaid, een der vrome mannen die den titel van “Vader des Vaderlands” verdiend hebben.
Frederic Godderis is niet meer!
Als voorzitter der maatschappij der strijders van 1830 kom ik hem een laatste vaarwel toeroepen, en op zijn graf een pand van bewondering en eerbied neerleggen.
In 1830 zuchtte België onder het vreemde juk. – Gij weet, mijne heeren, hoe onze godsdienstige gevoelens werden veracht; hatelijk was de bevoorrechtigheid, de vrijheid bestond niet meer!
En toch, het kloeke hart der Belgen dorstte naar die vrijheid, waar zij eeuwen lang voor streden. – Zoowel uit de Waalsche gouwen als uit het fiere Vlaanderen, liepen de vaderlanders te wapen, en onder den kreet: “Eendracht maakt macht” die door het gansche land weergalmde, sprongen zij den verdrukker toe.
Velen sneuvelden, maar uit het heldenbloed verrees het vrije vaderland. – Sedert die roemrijke tijden heeft België onder de vrije landen eene eereplaats veroverd, - en aan de helden van 1830 zijn wij die verschuldigd.
Met eerbied scharen wij ons rond het graf van den dapperen soldaat die zijn leven waagde voor ons land. – Het bloed dat in onze aderen vloeit is nog dat onzer vaderen: mochten wij morgen worden opgeroepen om het vaderland te leeren verdedigen, als oprechte zonen des lands zullen allen hun plicht doen.
Frederic Godderis was een goede Patriot. Hij is godvruchtig in den Heer ontslapen. Wij hopen dat God hem de belooning zal geven aan de getrouwen dienaar beloofd, en zeggen hem niet vaarwel, maar “Tot Weêrziens!”. – Rust in vrede!
Lijkrede van M. Van Isacker.
Mijnheeren,
In den naam van het uitvoerend Komiteit der Maatschappij “De Kinders der strijders van 1830” kom ik een laatste hulde brengen aan het stoffelijk overblijfsel van Frederic Godderis, die een der heldhaftigste wapenbroeders onzer vaderen was. De opdracht welke ik ontvangen heb, bepaalt zich niet aan dergelijke uitdrukking.
Ik bied ook aan zijne bedroefde kinderen en bloedverwanten, onze gevoelens van medelijden met de verzekering onzer deelneming in den rouw de hen zoo diep komt te treffen.
Daarbij, Mijnheeren, deze treurige plechtigheid herinnert het heilig verleden der Oud- Strijders, wier daden tot voorbeeld moeten strekken aan de tegenwoordige en toekomende geslachten; zij getuigt eens te meer van de onvergankelijke rechten waarvan bedoelde Dapperen aan de Vaderlandsche erkentenis hebben.
Ik ben verzekerd, Mijnheeren, dat gij de erkentenis zult betuigen, telkenmale dat de omstandigheden zich zullen aanbieden en dat niet één inwoner van Zonnebeke dit graf zal voorbij gaan, zonder zich met eerbied te ontdekken en de gedachtenis van Godderis te vereeren met eenen dankbaren groet.
Men schrijft ons uit Zonnebeke:
Frederik Godderis, dezer dagen alhier overleden, is niet alleenlijk een historiek persoon voor Zonnebeke doo zijnde medewerking in den vaderlandschen strijd van 1830, hij is het nog om de volgende reden:
De abdij der Paters Augustinen, te Zonnebeke gesticht in ’t jaar 1070, hield op te bestaan in 1797: immers, al de onroerende goederen, die zij sedert eeuwen in rustig bezit gehouden had, werden haar onrechtveerdiglijk ontstolen door de Fransche omwentelaars van den beloken tijd. De laatste abt, Alipius Van Lerberghe, was gestorven n September 1794, en de abdij werd sinds dien bestuurd door Joannes Baptista Bosuyt, oudsten kloosterling. De Paters, 17 in getal, moesten op 4 Februari 1797 hun eeuwenoud klooster verlaten. Te dien tijde was pastoor te Zonnebeke Josephus Fattou, een der 17 kloosterlingen. Hij bleef er pastor tot in December 1812, wanneer hij zijn ontslag gaf. Na de Fransche Revolutie, als de kerken wederom geopend werden (1801), werd te Zonnebeke onderpastor Antonius Desmadryl, kloosterling der gewezen abdij. Hij bleef het tot in 1817. Frederik Godderis, geboren den 16 Augusti 1811 is dus gedoopt ten tijde van Pater Fattou en Pater Desmadryl. Hij was derhalve de laatst overgebleven inwoner, die geleefd had onder het geestelijk bestuur der laatste Paters van de abdij. Als bijzonderheid willen wij hier nog melden, dat de vader van Frederik Godderis misdiener geweest is in de abdij, tijdens het prelaatschap van abt Van Lerberghe, gestorven in 1794.
Geen wonder dus, zoo ook om deze reden alle echte Zonnebekenaars het afsterven van hunnen oudsten medeburger betreuren.
(Nieuwsblad van Yperen en van het arrondissement, zaterdag 06 maart 1909, p.1-2.)
en op 9 september kregen we van hem nog een volgend bericht:
Roeselaarse vrijwilliger 1830 - 1907
Op de lijst van negen nog overlevende vrijwilligers, die meehielpen in de strijd voor onze onafhankelijkheid in september 1830 bevinden zich vijf vrijwilligers en vier medestrijders, waaronder drie van West-Vlaanderen: Baudewijn Alexander Craye uit Brugge, Frederik Goderis uit Zonnebeke en David Vanden Bulcke uit Roeselare.
(‘t Nieuwsblad van Yperen en Ommelands, zaterdag 02.11.1907, blz. 2)
Hartelijk dank voor beide aanvullingen
|