|
Maandag 14 oktober - De aanval op de laatste grote verdedigingslijn werd hervat: de Flandern I-stellung.
Na zware verliezen nabij de Bergmolens (Rumbeke) naderde het 1e regiment Karabiniers omstreeks 16 uur het gehucht Armoede (Rumbeke) waar zij opgehouden werden door mitrailleurvuur. Pas bij valavond bereikten zij de baan Izegem-Rumbeke aan de spoorweg, tegenover het station Kachtem-brakske. Het 2e bataljon zuid van grenspaal 4. Het 1e bataljon nam stelling gericht naar de Abele.
Lucien Tieghem brancardier in de 5e Cie: “Wij verdoken ons achter een haag op 200 m van de grote baan tegenover de Abelemolen. Ik lag tussen de sergeant en René Pil. De sergeant maakte een putje om in te schuilen, een salvo kogels vloog door de haag. Hij riep broeder ik ben gekwetst in de keel. ” Sergeant Gits stierf in de armen van zijn makkers. Daarop maakten de mannen diepe putten in de omgeploegde grond om zich te beschermen.
Diezelfde René Pil mocht op vrijdag 4 oktober 1974 in Diksmuide tijdens de herdenking van het kerstgebeuren (26 december 1914), de monstrans van de Zusters van Deftinge in ontvangst nemen van de 62-jarige Hubertus Anderson, zoon van de Duitse majoor. De toen 80-jarige René Pil, gewezen frontsoldaat bij de eerste carabiniers zei daarover: ‘Ik maakte het niet mee maar hoorde het verhaal van mijn wapenbroeders. Op fluiterstoon. In het openbaar durfde niemand erover praten.
Omdat de legerleiding schrik had dat nog andere vredesgebaren zouden volgen verplaatste ze commandant Lemaire. Iedereen was flink onder de indruk, want aan beide zijden lagen moegevochten mensen in hetzelfde slijk, met dezelfde angst te wachten op wellicht de dood.’
Met dank aan Geert Vermeersch voor deze aanvulling.
|