|
Op 21 mei 1831 kreeg de Kachtemse burgemeester Pieter Vanneste het bezoek van landmeter L. Monfort eerste klasse uit Tielt. Hij was belast met het bepalen van de precieze ligging van de grens met de buurgemeenten. Het principe was eenvoudig. De Kachtemse burgemeester trok op pad met de landmeter, telkens vergezeld van de burgemeester van de naburige gemeente waarmee Kachtem begrensd was.
Men begon bij de grens met Ardooie. Burgemeester Jean Baptiste Van Coquelaere aan het meest noordelijke punt van Kachtem. Dit was een uitweg rechtover de noordoostkant van een stuk land, eigendom van de familie d’Arenberg uit Brussel. Men trok verder in oostelijke richting en daarvoor volgden ze een aardeweg tot aan de noordelijke hoek van een partij land van de familie Solivant uit Brussel. De grens liep verder in zuidwestelijke richting, langs de Kromme Gracht tot aan een andere aardeweg. De grens dwarste deze weg tot aan de overzijde en dan verder tot aan de Rhodesbeek. Vervolgens liep de grens door tot aan het bosje van de weduwe Bernardus Buyse en vandaar tot aan een straat die naar Ardooie liep. De weg werd 65 ellen lang gevolgd langs de zuidoostkant van het land van de weduwe De Brabandere uit Wielsbeke. Verder langs een gracht tot aan de Ardooisestraat met een noordoosthoek van het land van Michel Hoornaert, landbouwer uit Izegem. Zo was men in Emelgem beland.
Er werd een proces-verbaal opgemaakt en de burgemeester van Ardooie mocht plaats maken voor burgemeester Vandenbussche van Emelgem.
Men trok verder tot aan het zogenaamde Hegalstraatje. Vandaar uit, de straat volgend, tot aan de straat van Roeselare naar Ardooie, verder tot aan de noordoosthoek van een stuk land toebehorende aan de heer Ledrue, luitenant in Frankrijk. De grens maakte een bocht in zuidelijke richting, volgde een gracht tot aan de zuidoosthoek van hetzelfde stuk land. De grens liep dan verder tot aan het midden van het huis van de hofstede van Ledrue, tot aan de Mandelbeek.
Valère Vanden Bogaerde, burgemeester van Izegem, mocht vervolgens mee op pad. Het werd een korte uitstap. Vanaf de Mandelbeek trok men in westelijke richting tot aan de straat van Rumbeke naar Kachtem.
Vervolgens verscheen burgemeester J. Vande Kerckhove op het appel en hij stapte mee vanaf de Mandelbeek in noordelijke richtinig tot aan de westhoek van een partij land, eveneens eigendom van de Brusselse familie d’Arenberg.
Het laatste stuk, met de grens met Roeselare werd begeleid door burgemeester de Brouckère. Men trok verder noordwaarts, langs een kromme gracht tot aan de straat van Roeselare naar Izegem. Daar dwarste men de straat in noordwestelijke richting tot een gracht en verder tot aan de noordwesthoek van een stuk land van de familie d’Arenberg. Langsheen een gracht tot aan de noordwesthoek van een eigendom van weduwe Vandewalle uit Rumbeke. De grens draaide naar het oosten, langs deze partij tot aan de zuidwesthoek van het stuk land van Olivier Pieters, landbouwer uit Kachtem en van daar in noordelijke lijn, een kromme gracht volgend tot aan een aardeweg. Deze werd in noordoostelijke richting gevolgd tot aan het vertrekpunt.
Er werd op het gemeentehuis van Kachtem beslist hoe de gemeente onderverdeeld werd in secties.
Sectie A werd het stuk rond de plaats, het tweede stuk, cruypen d’aarde werd sectie B.
Er werden bij deze opmaak ook enkele kaartjes getekend. Hier vindt u een reconstructie van zo’n kaartje.
Op de website van Rijksarchief Brussel kunt u na het inloggen, alle kaarten en het proces-verbaal nauwkeuriger bekijken. |