Op 27 september 1841 kwam de Izegemse gemeenteraad bijeen met slechts één punt op de agenda: Een nieuw herbergreglement.
Burgemeester Lefebvre zat de gemeenteraad voor, verder werden de namen genoteerd van de schepenen Thilleur, Nuttens, De Brabandere en Vande Moortele, de gemeenteraadsleden De Vos, De Jonckheere en de stadssecretaris Mestdagh.
Het reglement omvatte dertien artikels en verving daarmee het vorige van 22 maart 1806.
Niet alleen de herbergiers maar ook diegenen die overnachting aanboden moesten rekening houden met de nieuwe verordeningen.
Artikel 1 maakte duidelijk dat al wie hier onder viel een register moest bijhouden, regelmatig onderhouden, na elkander en zonder eenig wit, en dadelijk op te schrijven de namen, hoedanigheden, gewoonlijk domicilie, datum van inkomst en vertrek van alle persoon die ten hunnen huize eene nacht zal geslapen hebben. Dit alles werd opgetekend op gezegeld papier. Bij ieder politieverzoek moest het kunnen voorgelegd worden.
Artikel 2: Reizigers moesten zich kunnen legitimeren. Konden ze dit niet dan mocht men niet overnachten.
Artikel 3: Boven de deur van herbergiers, tappers, logisthouders was het verplicht boven de belangrijkste deur een uithangbord of een opschrift te plaatsen.
Artikel 4: Wie in het centrum van Izegem woonde, en met uitbreiding sectie A van het kadastraal plan, moest ’s avonds zijn herberg verlichten met een lantaarn. Dit artikel bepaalde ook dat zij deze lanteern moesten aansteken, gelijktijdig met de straet-lanteerns en branden tot de policieklok geluid zij. Omdat er niet iedere avond straatverlichting was, moest dit alleen gebeuren op die dagen wanneer ook de straatverlichting de straten verlichtte.
Artikel 5 bood meer uitleg over hoe lang er drank mocht verkocht worden: Het is uitdrukkelijk verboden aen alle herbergiers, tappers en in het algemeen aen al degenen die in het klein drank verkoopen, er te verkoopen om in hunne huizen gedronken te worden, na het luiden der policie-klok. Uitzondering waren de vreemdelingen die in hun huis gelogeerd waren en die ingeschreven waren.
Artikel 6: De politieklok (sluitingsuur) werd vastgesteld om 10 uur ’s avonds. Het College van Burgemeester en Schepenen kon daarvan afwijken bij feestelijke gelegenheden.
Artikel 7: Van zodra de klok luidde moest men ophouden met het verkopen van drank. De zaak moest gesloten worden en opgeruimd.
Artikel 8 stond een afwijking toe van het vorig artikel, wanneer openbare rijtuigen na het sluitingsuur nog klanten (reizigers) afleverde in de overnachtingsplaats.
Artikel 9: Wie zich niet hield aan artikel 7, of in overtreding was met artikel 8, riskeerde een boete van 5 frank. Na het sluitingsuur controleerde de politie. Zij die in overtreding waren riskeerden een bezoekje aan de politierechtbank.
Artikel 10: Gevechten, misdrijven en wanorders in hun zaak moesten onmiddellijk gerapporteerd worden aan de politiecommissaris. Wanneer de daders en/of medeplichtigen niet aangegeven werden, riskeerde de patron een boete van vijf tot tien frank.
Artikel 11: Overtredingen niet opgenomen in dit reglement werden beboet met vijf frank of met een gevangenisstraf van één tot drie dagen.
Artikel 12 en 13 waren zaken die bij de meeste reglementen voorkwamen: Art. 12 stipuleerde dat het vorig reglement verviel en het laatste artikel had het over wie een afschrift van deze wet ontving.
|