|
In het stadsarchief van Menen (1) vinden we een eerste vermelding van café ‘het Kotjen’ gelegen in de Lendeleedsestraat. De bewoner is niet bekend. Ook in ons verhaal hier wordt de herbergier niet bij naam genoemd.
Op 15 januari 1709 moest Menenaar Thomaes De Bruyne fs Thomaes in opdracht van het magistraat van Menen zogenaamde mandementen afleveren in Lendelede en Izegem. Mandementen zijn eigenlijk herderlijke brieven, maar hier ging het over bevelschriften tot leverijnge van pionniers. Werkkrachten dus en dit in opdracht van de Luitenant-generaal van het garnizoen in de stad Menen.
Nadat De Bruyne zijn papieren had afgeleverd in Lendelede trok hij via de Lendeleedsestraat Izegem binnen. Hij had op dit moment nog twee mandementen op zak: voor Izegem en Emelgem. Op de scheiding met Lendelede werd hij door twee mannen tegen gehouden ter hoogte van de herberg ‘het cottien’. Nadien bleek dat zij geen bekenden waren in de herberg. Het was ongeveer drije quartieren naer sonne onderganck.
Eén van de twee bleek Arnoud te heten. De naam van de andere werd niet genoemd, maar er was wel een persoonsbeschrijving: eenen corten dicke, vet ende grouf van aensichte.
Het tweetal nodigde onze koerier uit om een glas te gaan drinken in de genoemde herberg. Daar waren ook nog vier andere personen, de waard en waardin niet meegerekend. Enige tijd later vertrokken die vier, maar ze bleven buiten staen in een ronde. Twee ervan kwamen terug binnen, op het moment dat De Bruyne zijn glas bier betaalde. Op dit moment werd hij vastgenomen en hem gevende seven a acht souffleten [=slagen], seggende gy syt een schovelinc en eene schelme [=verschoppeling en schelm]. Hij werd gedwongen om mee naar buiten te gaan. Aangekomen in een klein huisje, ten oosten van de herberg, stak een vrouw het licht aan en werd hij gedwongen om zijn bovenkledij uit te trekken. Men bedreigde hem meermaals hem den cop te branden. De daders namen hem 22 stuivers geld, zijn mes, caene en zijn varkensblaas met tabak af. Hij mocht zijn bovenkledij terug aantrekken en werd naar een meers gebracht achter het huisje, waar hij niet alleen zijn bovenkledij, maar ook zijn schoenen en zijn tas met mandementen moest afgeven. Zij zeiden hemt als iemant vraeght de namen van de persoonen die u dit hebben gedaen, seght hun den eenen heette abeel ende den anderen Popelier.
Daarop lieten ze hem in de steek. Hij liep verder richting Izegem en toen hij aan de herberg De Charneels [Chernels] kwam vluchtte hij daar binnen. Hij vroeg aan de waardin de weg naar Izegem. Het café Chernels was gelegen in de Lendeledestraat iets over de Katteboomstraat, rechtover het vroegere groentenbedrijf Florin.
Toen hij in dit café was kwamen de twee personen ook binnen. Er was nog een derde onbekende persoon mee. Ook dit keer werd hij naar buiten meegenomen en bedreigd. Ze zeiden hem gy beeste, gy hont. En ze dwongen hem verder te gaan. Ze volgden hem nog zeker twee hondert passen, de eene hem houdende verre van hem, den anderen achter hem sijne brouckbant vasthoudende. Een beetje verder werd hij losgelaten. De Bruyne trok verder richting Izegem en gaf het voorval aan bij de hoogbaljuw van onze gemeente.
Hoe het verder afliep konden we niet achterhalen.
(1) Stedelijk Archief Menen sectie Izegem nr. P 754-755-756.
Bron: Rijksarchief Kortrijk, Bruine Pakken tweede reeks pak 98 document 135.
|