|
Halfweg de 19de eeuw was het bevoorraden van water aan de plaatselijke bevolking nog steeds een probleem. Beken en plassen waren te vuil om te gebruiken, stadswater was er nog niet en de bevolking was aangewezen op steenputwater.
Het gemeentebestuur had toen reeds een voorlopige pomp geplaatst, pal in het midden van de Grote Markt. Deze was verbonden aan de nog steeds aanwezige waterput. Maar praktisch was dit niet. Ze stond in de weg tijdens de wekelijkse marktdag ofwel was het op die dag niet aangewezen om water te putten.
In september 1869 kwam de bevoorrading op de gemeenteraad. Na eenigen tijd gesproken te hebben over de provisoir pompe op de groote markt en van het maken van nieuwe waterputten, besluit:
van onmiddellijk de pompe thans staande in het midden der markt te doen wegnemen om een te zetten in ijzer langst het trottoir recht over het gangschen loopende van de groote markt na de Koornmarkt,…(Gemeenteraadsverslagen 12 september 1869).
Er was ook sprake van een tweede pomp. Daarvoor moest er natuurlijk ook een waterput gemaakt worden. De tweede pomp zou ofwel in de buurt van de brouwerij Rosseel aan de Knok (Papestraat-Sint-Pieterstraat-Meensestraat-Kortrijksestraat) komen ofwel aan de Knok aan Café Klein Meenen. Het werd de tweede optie.
Andere stadspompen waren die aan de Kruiskapel en in een nis aan de muur van de dekenij in de Sint-Pieterstraat.
|