|
Op de oostelijke hoek van de Marktstraat met de Gentsestraat stond tot in 1986 de aloude herberg ‘Den Hert’. Deze herberg lag langs de weg Roeselare-Ingelmunster, op de toenmalige plaats. Dit zou wellicht kunnen de eerste markt van Izegem geweest zijn.
De oudste vermelding vinden we terug in 1462. Wie toen dit café uitbaatte weten we niet. De eerste bekende herbergier was Jan Bouckaert (1504). In 1653 was het Pieter Coubout en in 1693 was het Nicolaijs Pesant.
Bijna 100 jaar later is Joannes Gellynck de uitbater. In die tijd was het een vaste stopplaats voor de diligence of de postkoets.
Andere uitbaters waren Jan Baptiste Nuijttens, Joannes Hoornaert, Louis Dekeyser en, rond de eeuwwisseling 1900, August Verstraete-Defoort. Tot in die tijd waren er stallingen, waar de paarden verwisseld konden worden. Een brouwerij moet er ook geweest zijn. Er waren twee inrijpoorten, één in de Marktstraat en één in de Gentsestraat.
In 1866 werd Izegem hoofdplaats van het gerechtelijk kanton. Eerst vonden de zittingen in het stadhuis (Marktstraat) plaats, maar al vrij vlug werd er geopteerd om te verhuizen naar de bovenzaal van café ‘Den Hert’.
Tot voor de Eerste Wereldoorlog vond er op zaterdag wekelijks een botermarkt plaats op het voetpad voor de herberg. Er stond toen ook nog een openbare pomp, langs de kant van de Gentsestraat.
De laatste uitbater was Jules Masselin en zijn zoon Emiel Masselin-Bocquet. Die laatste maakte de verhuis van het vredegerecht mee in 1962 naar het stadhuis op de Korenmarkt.
De brouwersfamilie Carpentier sloot het café in 1976 en liet het slopen.
Naast de gelagzaal was de zogenaamde ‘kamer’. Die werd rond de Eerste Wereldoorlog versierd door de Rumbeekse schilder J. Nuyttens. Zeven Izegemse taferelen werden er afgebeeld op de muur en ook het kasteel van Rumbeke kreeg een plaatsje. Verder waren er nog een aantal fantasierijke tafereeltjes. |