|
Het Izegemse stadsbestuur besteedde in de 18de eeuw de tolrechten uit aan Jan Woutermaertens, zoon van wijlen Pieter. Hij was meester wagenmaker en woonde op de oostzijde van de Grote Markt.
In 1739 werden alle soorten toleisen netjes genoteerd. Jan was sedert 1704 de inner van deze tolrechten. Hij deed dit tot Sint-Jansdag 1736 voltijds. In de jaren 1737-1739 nam Joannes Maelfait dit werk in onderaanneming over.
Hoeveel moest een verkoper nu betalen? Alles werd betaald met ‘oortjes’, één oortje was een vierde van een stuiver.
- een ‘boot’ vlas: een oortje.
- oude kledij, mou[w]slyven, mutsen, zonder kraam (de koopman had geen kraan opgesteld): twee oortjes indien het inwoners waren van Izegem.
- galey (glijers)- en aardewerk: een oortje, niet-inwoners betaalden het dubbel.
- een kruiwagen vlees: een stuiver, lijfvracht (wie het op zijn rug meebracht): twee oortjes.
- boterpander: een oortje.
- eierpander: een oortje.
- kruiwagen met aardappels: twee oortjes.
- zak appels, peren of ander fruit: twee oortjes; een besatse of pander, een oortje.
- kruiwagen krieken, pruimen of ander steenfruit: twee oortjes; lijfvracht of pander, een oortje.
- vreemde personen die naar de markt kwamen met brood en koeken: twee oortjes, de Izegemnaar betaalde een oortje.
- paardewagen of kar met groenten: een stuiver; kruiwagen of lijfvracht met groensel twee oortjes; besatse of minder: een oortje.
- bomen en jonge scheuten, brandhout, per wagenvoer: twee oortjes, kruiwagen een oortje.
- kapoenen (kippen) hunnen kieckens, duyvejonghen, een oortje de masse (in het totaal, niet per dier).
- de inwoners van Izegem betaalden voor een eigen kraam een oortje; vreemde personen twee oortjes. Was het kraam overdekt zes oortjes.
- koren, haver, boekweit en alle soorten van granen en zaden werden betaald per zesde van een havot.
Alle prijzen werden verdubbeld wanneer het een feestdag was.
Info: Rijksarchief Kortrijk, Bruine pakken tweede reeks, 157/127. 31/07/1739.
|