Heemkundige Kring

Ten Mandere Izegem

Ten Mandere - digitaal

startpagina
bestuur
nieuws
activiteiten
lidgeld
tijdschrift
geschiedenis
archief
bibliotheek
te koop
Izegemse bibliografie
Izegemse soldaten uit W.O. I

links
nieuwsbrieven

 

ten mandere blogt

 

Izegemse pater vermoord in Buta (Congo)

 

     

 

 

 

 

Een vergeten catastrofe uit 1965: de gijzeling van een groep missionarissen loopt uit op een bloedbad. 31 paters overleefden dit niet, waaronder drie Izegemse paters: Pater Adriaan (J. Vandenbroucke uit Pittem); Monulf (Edw. Schrijvers uit Wortel) en Leopold (Leo Neyens uit Opitter).
Net zoals in Pakistan hadden de Izegemse paters ook een missiepost in Congo. In 1960 veranderde echter heel veel in dat land. Het maakte zich los van België en werd onafhankelijk. Sindsdien bleef het onrustig. Hier en daar werden reeds missionarissen vermoord. Het onafhankelijke Congo kende heel veel problemen. De rebellen in het noordoosten van Congo noemden zich Simba, wat leeuw betekent. De rebellen waren veelal jonge mannen die ontevreden waren met de sociale toestanden in hun land na de onafhankelijkheid.
Jozef Vandenbroucke werd samen met de andere Kapucijnen gevangen genomen in de nacht van 18 of 19 september 1964 en naar Buta overgebracht. Hij kon in gevangenschap drie brieven schrijven naar zijn 65-jarige moeder. De eerste werd verzonden op 23 februari en buitengesmokkeld door broeder Marcel. De brief kwam in Pittem aan op 15 maart. Daarin schreef hij: Hier eindelijk wat nieuws sinds zes maand. Alles gaat goed. Nog steeds een bloeiende gezondheid. We zijn hier met 34 man, Kapucijnen, Kruisheren, broeders van Sint-Gabriël en nog 15 zusters. Maakt U a.u.b. niet ongerust.
Ook de tweede brief werd buitengesmokkeld en de toon was opnieuw goed. De derde en laatste brief werd geschreven op Goede Vrijdag en kwam aan op 29 mei 1965, een dag voor de rebellen een waar bloedbad hadden aangericht in Buta. We zijn hier vrij en de kolonel der opstandelingen is ons goed gezind!
Ondertussen liepen de spanningen hoog op. De Simba’s wisten dat het nationale leger en de huurlingen in aantocht waren en reageerden hun frustraties af op de inwoners van Buta. De missionarissen werden van verschillende kanten gewaarschuwd dat de Simba’s zich nu tegen hen zouden keren. De blanke huurlingen waren op 28 mei tot 100 km genaderd en de rebellen raakten in paniek. Dol geworden Simba’s dreven de blanke zusters naar het missiehuis van de paters en broeders, die reeds drie aan drie op de grond zaten. De hele groep werd in het politiebureau opgesloten. Er volgde een vernederende inspectie waarbij de gevangenen zich moesten uitkleden. De volgende ochtend werden de zusters van de paters en broeders gescheiden. Rond vier uur bestormde een groep Simba’s het politiebureau en dreef de mannen naar buiten. Ze liepen op blote voeten, zonder toog en werden ruw behandeld. De rebellen voerden ze af naar de oever van de Rubi-rivier en onder luid getier werden de paters en broeders met speren, knuppels en hakmessen vermoord en daarna in de rivier gegooid. Die dag zijn 31 missionarissen vermoord. Het is nog steeds de bloedigste dag uit de geschiedenis van de Congolese missie. Na vier weken werden de zusters in het oerwoud door huurlingen bevrijd.
De bewoners van het Izegems patersklooster werden via een telegram op de hoogte gehouden en dit bericht werd later door de Belgische ambassade in Leopoldstad bevestigd.
Onwillekeurig dachten de paters terug aan de andere drie geredde en gekwetste paters Kapucijnen in de maand december 1964. Samen met de drie vermoorde Izegemse paters werden ze naar Stanleystad gebracht om er gevonnist te worden. Men kon toen echter de Simba’s bepraten om de drie gekwetste paters niet mee te nemen. Zo konden pater Gedeon, Prosper en Ceciliaan in Yakoma blijven. Ze namen afscheid van de drie paters die later zouden vermoord worden.