Heemkundige Kring

Ten Mandere Izegem

Ten Mandere - digitaal

startpagina
bestuur
nieuws
activiteiten
lidgeld
tijdschrift
geschiedenis
archief
bibliotheek
te koop
Izegemse bibliografie
Izegemse soldaten uit W.O. I

links
nieuwsbrieven

 

ten mandere blogt

 

De Veeverzekering van de ‘Boerengilde van Iseghem’

 

     

 

 

 

 

Op 12 maart 1896 verschenen in het Belgisch Staatsblad de statuten van de ‘Veeverzekering der boerengilde van Iseghem. Het was een afdeling van de Katholieke Partij. Uit de 45 gepubliceerde artikels nemen we de voornaamste op:

Op 24 februari 1896 werd de ‘Veeverzekering der boerengilde van Iseghem’ opgericht. De werkzaamheden moesten plaats vinden onder het kanton Izegem. De leden waren verplicht aangesloten bij de Boerengilde (in het Gildenhuis). Doel was om een vergoeding te betalen aan de leden in geval er verlies zou zijn onder de veestapel, zonder dat men daarvoor aansprakelijk was. Diefstal, oorlogsperikelen, brand, overstroming, instorting van gebouwen en overlijden van dieren tijdens het vervoer, kwamen niet in aanmerking voor vergoeding. Ook werden bepaalde kosten van de veearts vergoed. Alle runderen van twee jaar oud en ouder waren verzekerd. Bij epidemieën werd er bij een buitengewone vergadering beslist of men kon rekenen op een vergoeding. Wie zijn vee slecht behandelde, kwam niet in aanmerking om deel uit te maken van deze groepsverzekering, net zoals veehandelaars.
Men betaalde een ‘inkomgeld’ per dier. Wie andere dieren er op nahield, betaalde een vast bedrag van 50 centiemen per dier. Ten minste als het aantal dieren hetzelfde bleef. Veranderde het aantal door kweek en verkoop, dan betaalde men een vast bedrag van 40 centiemen per dier.
Tweemaal per jaar, in januari en in juli, werd er gecontroleerd om het aantal en de behandeling van de dieren vast te stellen. Dan werd de waarde van elk dier geschat.
De premie werd maandelijks berekend en werd vastgesteld op 12 centiemen per 100 frank van de verzekerde geschatte waarde.

Wanneer een dier stierf en het vleesch moet gedolven worden, dan betaalde de maatschappij de drie vierden der laatst geschatte en opgenomen waarde. Mocht het vlees toch verkocht worden werd er geen schadevergoeding uitgereikt.

Wanneer een dier ziek werd, was de eigenaar verplicht om de wijkmeester op de hoogte te brengen en dit binnen de twaalf uur. Twee schatters en een bestuurslid kwamen de ernst van de ziekte constateren. De wijkmeester moest ook binnen dezelfde tijd verwittigd worden, wanneer het dier plots stierf of verongelukte.

Werd er een door het bestuur een veearts bijgeroepen, dan betaalde de maatschappij deze arts.

Het bestuur van deze maatschappij bestond uit een voorzitter, een schatbewaarder, een schrijver, al de wijkmeesters en nog vijf leden buiten de wijkmeesters gekozen. Het bestuur vergaderde om de drie maanden.

Het bestuur bestond uit:
Voorzitter Eugène Carpentier-Hamman
Schrijver A. Lefebvre
Schatbewaarder J. Vanhaverbeke
Proost E.H. Billiau
Wijkmeesters en leden: C. Dejonckheere, schepen Vandekerckhove, H. Van Ackere, L. Brugge, F. Tanghe, V. Stragier, P. Dejonckheere, J. Coucke en R. Vandeputte.