Maurice Mortier werd geboren in de Roeselaarsestraat in Izegem op 17 januari 1901 om 5 uur ‘s morgens als zoon van schoenmaker Aloysius Mortier en Silvia Goethals. Hij trad het noviciaat binnen op 15 september 1920; werd de eenvoudige professie toegediend op 17 september 1921 en kreeg zijn priesterwijding op 31 juli 1927. Hij koos de naam Rudolf als priesternaam. Van 9 oktober 1928 tot maart 1966 verbleef hij in Kongo. Achtereenvolgens in Banzyville (1928); Abumonbazi (1929); Molegbe (1930), Abumombazi (1933); Businga (1933); Mawuya (1935-1936); in België (verlof september 1937-21 oktober 1938); Businga (1938-1945); in België voor gezondheidsredenen (1945); Molegbe (mei 1947); hoofd van de Capucijnen in Molegbe (1952); verlof in België (september 1954); Molegbe (1954) verlof in België (januari 1963-augustus 1964); Molegbe (1964) en Businga (1964).
In maart 1966 keerde hij definitief terug naar Izegem.
Heel wat Izegemnaren herinneren hem als icoonschilder. Af en toe stelde hij zijn iconen tentoon in het patersklooster. Hij leefde teruggetrokken in een houten hutje als kluizenaar in de tuin van het patersklooster. Mensen uit zijn omgeving noemden hem ‘Nonkel Pater’.
Minder bekend is dat hij auteur is van heel wat werken over Kongo.
Zo schreef hij vooral antropologische werken over de inwoners van Mbanza, Ubangi. Ook de taal Ngbandi was hem niet vreemd. Hij schreef er een spraakkunst over. Deze creooltaal wordt vooral gesproken in Centraal-Afrika.
Pater Rudolf overleed in ’t Pandje op 3 januari 2000. |