Tijdens de Franse tijd werd tussen 1793 tot en met 1805 de Franse republikeinse kalender ook bij ons ingevoerd. Het jaar werd verdeeld in twaalf maanden van elk drie décades (tiendaagse weken). Alle maanden kregen een nieuwe naam en er werden zes complementaire dagen ingevoerd.
Er kwamen ook bijzondere feesten:
De Decadi of de gedwongen rustdag om de tien dagen;
Het Feest van de Stichting van de Republiek op 1 vendémiaire;
Het Feest van de Soevereiniteit of Opperheerschappij van het volk op 30 ventose;
Het Feest van de Jeugd op 30 germinal;
Het Feest van de Gehuwden op 10 floréal;
Het Feest van de Erkentelijkheid op 10 prairial;
Het Feest van de Landbouw op 10 messidor;
Het Feest van de Vrijheid op 9 en 10 thermidor;
Het Feest van de Ouden van dagen op 10 fructidor.
Van de verschillende feesten zijn in onze archieven verslagen bewaard.
Het eerste feest was het Feest van de Stichting van de Republiek op 1 vendémiare, jaar 6 (22 september 1797). Dat dit feestvieren met tegenzin werd gevierd is duidelijk:
De klokken werden ’s morgens geluid en de burgers (‘citoyens’) Pierre Guillaume Bossuyt, president Jacques Basyn, Joseph (?) Thilleur, Jean Baptist Vandeputte en Lievin Neirynck begaven zich samen met commissaris Comere en secretaris Guillaume De Bal naar de raadszaal van het gemeentehuis (op de hoek van de Nieuwstraat en de Korenmarkt). Daar aangekomen ging men over tot de orde van de dag. Om 17 uur volgde er nog een beiaardspel. Dat was het!
Het Izegemse bestuur bleef de Franse regering maar dwarsbomen en vijf maanden later werden alle gemeenteraadsleden wandelen gestuurd en kwam er een meer Fransgezind bestuur aan de macht.
Op 30 ventose (20 maart 1798) was er het Feest van de Soevereiniteit van het volk. Om 9 uur kondigde een trommelgeroffel het feest aan. Opnieuw speelde de beiaard. Om 14 uur kwamen de gemeentefunctionarissen bijeen op het gemeentehuis en werd er een stoet gevormd om zich naar het Blauwhuis te begeven, waar in het park een loopwedstrijd plaats zou vinden.
Vooraan in de stoet werd de vlag van het Izegems kanton gedragen, gevolgd door twee trommelaars. Daarna stapte het muziek (o.l.v. Joseph De Smet, een 32-jarige bakker uit de Brugstraat) met daarachter vier deelnemers aan de prijskamp.
Kinderen droegen de prijzen voor de overwinnaars: twee grote en twee kleine schalen.
Dan volgden de twee veldwachters en na hen de politiecommissaris Pierre Van Wtberghe, de gemeentebedienden en het gemeentebestuur. Tot slot in uniform: de president Pierre Ameye en Comere, de Franse commissaris.
De loopwedstrijd verliep in drie fasen. Men liep in groepjes van twee en de uiteindelijke winnaar werd Pierre De Simpelaere.
Tijdens het spelen van het muziekkorps werden de prijzen uitgereikt. De stoet vertrok opnieuw via de Gentstraat, de Marktstraat naar de Grote Markt om te eindigen voor het gemeentehuis op de Korenmarkt. Er volgde nog muziek en er was gelegenheid om te dansen.
Op 10 floreal jaar 6 (29 april 1798) werd het Feest van de Gehuwden gevierd. Het werd een sober feest: klokken werden geluid om 8 uur ’s morgens en de beiaard speelde republikeinse liedjes. De autoriteiten kwamen om 14 uur op het gemeentehuis bijeen en er werden enkele republikeinse liedjes uitgevoerd.
Op ongeveer dezelfde manier ging het Feest van de Erkentelijkheid door op 10 prairial jaar 6 (29 mei 1798). Alleen kwam er nu ook een drink op het gemeentehuis aan te pas.
Op 10 messidor (28 juni 1798) was het dan de beurt aan het Feest van de Landbouw. Ook hier het eentonige zelfde programma.
Het Feest van de Republiek op 18 fructidor jaar VI (4 september 1798) verschilde opmerkelijk met de vorige feesten. Na het luiden van de klokken werd er ’s middags een feestmaal aangeboden op het gemeentehuis: ‘un banquet civique de vingt couverts’. De hogere gemeentefunctionarissen waren in uniform: de president Ameye en de Franse commissaris Comere zaten op de ereplaats, omringd door de municpalen en de gemeentebedienden. Enkele Fransgezinde burgers schoven mee aan tafel.
Tijdens het nagerecht was er de heildronk op de Franse republiek en was er een geweersalvo. Om 15 uur verliet de stoet het gemeentehuis, de Franse commissaris was te paard, in vol ornaat en de sabel in de hand. Daarna volgde President Ameye en de andere gemeenteraadsleden. Ook politiecommissaris Pierre Van Wtberghe was in uniform en had de sabel in de hand. Twee gewapende veldwachters sloten de stoet af.
De stoet trok naar de Vrijheidsboom op de Grote Markt en op het signaal van Ameye brak er een geweersalvo los. Een tweede salvo volgde in de Marktstraat en een derde in de Roeselaarsestraat. Tenslotte keerde men via de Nieuwstraat terug naar het gemeentehuis waar het laatste salvo weerklonk.
Dan was het tijd om iets te drinken in het gemeentehuis. Om 18 uur werd er met het muziek opnieuw een rondgang gemaakt door de centrumstraten. ’s Avonds om 20 uur ontstak men de vetpotjes die aangebracht waren aan de gevel van het gemeentehuis, zodat dit gebouw in een feeëriek licht te zien was. Het feest eindigde met een volksbal.
In dit zelfde jaar, 1798, vond de Boerenkrijg plaats en dit betekende meteen dat de daarop volgende feesten in mineur zouden plaats vinden. Geen klokkengelui, wel nog een bijeenkomst voor enkelen op het gemeentehuis. |